De Onderzoeksraad voor de Veiligheid stelt vandaag in een rapport dat het ‘Actieplan brandveilige stallen’ niet heeft geresulteerd in een forse vermindering van het aantal stalbranden en dierlijke slachtoffers. Dat komt volgens de raad vooral omdat financieel-economische afwegingen doorslaggevend zijn geweest. “De meeste veehouders hebben simpelweg het geld niet om in brandpreventie te investeren. Voor goedkoop vlees betaal je een hoge prijs: namelijk zeer brandgevaarlijke stallen.”, aldus de Dierenbescherming.
Die stallen worden bovendien, stelt ook de Onderzoeksraad, steeds groter waardoor bij brand enorme aantallen dieren kunnen omkomen. Die steeds grotere stallen zitten bomvol techniek en elektra en lopen daardoor meer kans af te branden. De Onderzoeksraad stelt terecht voor aan stallen naarmate ze groter zijn meer eisen te stellen. Volgens de Dierenbescherming moet ook een maximum aan omvang van de stallen en brandcompartimenten daarbinnen gesteld worden.
Structurele aandacht
De Dierenbescherming vroeg in 2008 voor het eerst structurele aandacht voor het fenomeen stalbranden waarna samen met LTO Nederland, Producent Organisatie Varkenshouderij (POV), Brandweer Nederland, Het Verbond van Verzekeraars en de rijksoverheid, is gekeken naar een adequate aanpak. Dat resulteerde in een tweetal actieplannen. Volgens de Dierenbescherming hebben die in ieder geval geleid tot bewustwording, aparte en strengere (ver)bouwregels voor stallen en periodieke keuring van de elektrische installatie, maar de Onderzoeksraad concludeert terecht dat er verder te weinig voortgang is en dat de aanpak zelfs stokt.
De Onderzoeksraad concludeert nu dat de grenzen van het poldermodel zijn bereikt. De Dierenbescherming heeft zelf ook al eerder laten weten dat er sprake is van teveel vrijblijvendheid binnen het actieplan en dat de overheidsstok achter de deur nodig is. Het uitblijven daarvan heeft nu geleid tot een reeks aan mogelijke maatregelen die (nog) niet zijn doorgevoerd. Zo heeft de Dierenbescherming tot nu tevergeefs gepleit voor warmte- en rookdetectie en een blusvoorziening in de technische ruimte van stallen, en verplichte bliksemafleiders. Ook moet volgens de Dierenbescherming bijvoorbeeld dwingend worden voorgeschreven dat percelen niet voor de volle honderd procent worden volgebouwd, maar slechts een bepaald percentage opdat er minimaal acht meter afstand tussen de stallen kan worden gerealiseerd. Nu slaat vuur vaak nog te makkelijk over.
De overheid zou in de sfeer van regelgeving een rol moeten nemen, vindt ook de Onderzoeksraad, maar ook door private initiatieven te ondersteunen en hierover afspraken te maken met marktpartijen. De Dierenbescherming gaat intussen verder met het doorbreken van de ontstane impasse in de aanpak van stalbranden door zelf in de Beter Leven criteria o.a. detectie- en blusvoorziening in de technische ruimte en bliksemafleiding voor te schrijven. De met deze eisen gepaard gaande investeringen voor de veehouder zullen moeten worden doorberekend in een hogere prijs.
De Dierenbescherming is het met de Onderzoeksraad eens dat doorgaan op de ingeslagen weg nutteloos is. Dat heeft pas weer zin als de partijen die samenwerken binnen het actieplan stalbranden zich gesteund weten door een overheid die ambitieuze doelen stelt en dwingend kan bijsturen als doelen niet worden gehaald. “Een nuttige investering in brandpreventie afdoen als ‘niet rendabel’ is dan niet langer aan de orde, wél de vraag door wie en hoe die gaat worden gefinancierd”, stelt de Dierenbescherming.