Naar aanleiding van twee aangenomen moties heeft minister Adema besloten dat de pluimveesector de komende drie jaar werk moet maken van een afname van het aantal gedode eendagshaantjes. Als het gestelde doel niet wordt behaald, volgt een verbod. De Dierenbescherming vindt dat er een einde moet komen aan het doden van eendagshaantjes, en is daarom tevreden dat de minister het advies van de ‘stuurgroep eendagshaantjes’ (waar we onderdeel van uitmaakten) heeft overgenomen.
Wel blijven we kritisch op de uitwerking: er zal een ambitieus doel gesteld moeten worden, en hier zal de komende jaren flink aan gewerkt moeten worden, zodat de situatie ook echt verbetert.
Geen economische waarde
Ieder jaar worden in Nederland miljoenen eendagshaantjes gedood. Dat gebeurt omdat ze van zogenaamde legrassen zijn – kippen die zijn gefokt voor het leggen van veel eieren. De hanen van deze rassen hebben in het huidige systeem geen economische waarde, en worden daarom meteen na uitkomst uit het ei gedood. Dit is een schending van de intrinsieke waarde van het dier – de eigen waarde van het dier, los van de waarde dat het heeft voor de mens. De Dierenbescherming vindt daarom dat er een einde moet komen aan het doden van eendagshaantjes.
Alternatieven
Inmiddels zijn er verschillende alternatieven op de markt. Zo kan nu al op dag 9 van het broedproces (dat in totaal 21 dagen duurt) bepaald worden of het kuiken mannelijk of vrouwelijk is. De mannelijke eieren worden niet verder uitgebroed en worden verwerkt in diervoer. Ook kan er worden gekozen voor het opfokken van de hanen tot een leeftijd van ca. 15 weken. Het opfokken moet dan uiteraard wel zo diervriendelijk mogelijk gebeuren, en er moet een afzetmarkt zijn voor het vlees. Op dit moment is die markt nog klein, maar bedrijven zoals Kipster laten zien dat het wel mogelijk is. Ten slotte kunnen er dubbeldoelrassen worden gehouden. De hennen van deze rassen leggen iets minder eieren, maar zowel de hennen als de hanen zijn wat zwaarder en leveren dus meer vlees op dan de hanen van legrassen. Daarnaast hebben dubbeldoelrassen welzijnsvoordelen – de dieren zijn rustiger, vertonen minder verenpikkerij en zijn door hun lagere productie minder gevoelig voor bepaalde aandoeningen. Dubbeldoelrassen worden nu alleen nog op kleine schaal gehouden, maar zijn wel het einddoel wat de Dierenbescherming betreft, zoals ook beschreven in ons Deltaplan Veehouderij.
Werken aan verbeteringen
Het is belangrijk dat er de komende jaren wordt gewerkt aan het verder verbeteren van de alternatieven. Zo zullen er richtlijnen moeten komen voor het zo diervriendelijk mogelijk houden van de leghanen, en moet het opdoen van ervaring met dubbeldoelrassen gestimuleerd worden. Er moet gewerkt worden aan een verdienmodel voor pluimveehouders, zodat ze de meerkosten voor de alternatieven (en andere dierenwelzijnsinvesteringen) ook vergoed krijgen. Ook geslachtsbepaling in het ei zal doorontwikkeld worden, om dit bijvoorbeeld nog eerder in het broedproces in te kunnen zetten en nog betrouwbaarder te maken. De Dierenbescherming ziet deze geslachtsbepaling in het ei als tussenstap, omdat het systeem van hoogproductieve leghennen hierdoor hetzelfde blijft. Het einddoel is een pluimveehouderij met robuuste dubbeldoelrassen, die worden gehouden in diergericht ontworpen systemen.